Poëzie deze keer, een recensie uit 1991, gepubliceerd in nummer 2 (juni) van jaargang 25 van Kreatief. Het is een recensie van de bundel Witte bloemen van Peter Verhelst, die toen nog niet de bekendheid had die hij nu heeft. Het jaar daarvoor schreef ik over zijn debuut, OTTO.
In deze bundel gaat Verhelst de confrontatie aan met Charles Baudelaire, waarbij het kwaad en de schoonheid hand in hand gaan.
In het nummer van Kreatief staan artikelen die nog steeds mijn interesse wekken, over Het lied van Heer Halewijn, over Johan Huizinga, gedichten van Nic van Bruggen en Stefaan van den Bremt. In een verhaal van August Thiry, dat ik indertijd ongetwijfeld overgeslagen heb, valt me nu het zinnetje 'Habemus papam' op. Het verhaal speelt zich af in een schoolomgeving.
Over Stefaan van den Bremt heb ik ook ooit geschreven. Die recensie zal ik een keer opzoeken. Maar nu Verhelst!
Het overtypen van dit stukje over Witte bloemen is voor mij een goede aanleiding om de vroege poëzie van Peter Verhelst weer eens te lezen. Het begin van de recensie doet me trouwens wel met mijn hoofd schudden.
In die tijd lette ik nog niet zo op de achterstelling van vrouwen in de literatuur en ik deed er driftig aan mee, merk ik. In de inleiding vraag ik mij af welke Vlaamse dichters men in Nederland zal kennen en ik noem alleen maar mannen! Geen Christine D'Haen, Miriam Van hee, Lut de Block of Patricia Lasoen. Het was een andere tijd, zullen we maar zeggen. Dat verklaart het misschien, maar verontschuldigt het overigens niet.
Tweelingen aan één navelstreng
Vraag een Nederlander tien hedendaagse Vlaamse dichters te noemen. 'Claus', zal hij antwoorden, 'De Coninck, Van Vliet'. Daarna moet hij heel lang nadenken en dan noemt hij misschien Van Bastelaere, Ducal, Van Bruggen, Lanoye, Gruwez of Nolens. Ik durf te wedden dat hij niet zal noemen: Peter Verhelst. Eerlijk gezegd snap ik daar niets van. Verhelst schrijft kwalitatief goede poëzie, zijn thematiek is opmerkelijk, de structuur van zijn bundels is doordacht, hij heeft alles vóór. Maar recensies: ho maar! Vreemd hoor.
Misschien moet Manteau voor hem eens wat meer reclame maken in Nederland. De poëzie van Verhelst verdient het ook daar gelezen te worden. Neem nu zijn nieuwe bundel Witte bloemen.
In vijfendertig gedichten gaat Verhelst daarin de confrontatie aan met Charles Baudelaire. 'Twee heren, rug aan rug, de armen in / elkaar gehaakt, om de beurt vooroverbuigend.' Dat heeft zowel iets weg van een dans als van een machtsstrijd.
In grote lijnen volgt de bundel het leven van Baudelaire. Voor wie daar niet zo goed van op de hoogte is, verschaft de flaptekst nadere uitleg. In het laatste gedicht blijkt dat de gedichten de flitsen zijn die Baudelaire vlak voor zijn dood ziet: 'Je leven schoot voorbij als een film / in je hoofd en wat je zag was slijk / en slijk en slijk.' De meeste gedichten zijn dan ook vanuit Baudelaire geschreven, al komt Verhelst er wel verscheidene keren tussendoor. Aan het slot van het laatste gedicht brengt hij Baudelaire om. Die zit op de elektrische stoel en Verhelst haalt de hendel over. Natuurlijk, de dichter wint het altijd van het personage, hij heeft macht over de taal waaruit het gekneed is. Niet voor niets wordt Baudelaire in het sonnet 'Hemelbed' een golem genoemd.
Hemelbed (het mijne)Gent. Een wijnglas stukslaan van verveling enLeven in bed waar hij als een paarse bloem omhoogschietLangs mijn vingers. Ik kan hem doden maar ik gietHem in de vorm van een zoon in mijn schoot. Tweelingen
Aan één navelstreng, die elkaar bijten, ik en mijn golem.Hem het bloed van onder de nagels pesten tot hij kromVan razernij naar mijn zweepje danst. Dat is waar het omGaat: God zijn en weten wat te doen met hem;
Zijn vissebloed drinken tot hij ligt te happen naar lucht,Die lege pop misbruiken, vuile ziektes tekenen op dat ruweVel, de tong uit zijn mond zuigen als een vrucht,
Hem laten eten van de haat op mijn vuist als een valk?Nee, hij was altijd het zonnetje, laat hem gensters spuwenen daarna met rozen en al zijn bed in van ongebluste kalk.
Kijk, die handen; hij schreef met zijn nagelsin inkt gedoopt. Hij groef zich het papier inals in vlees, pikte in zijn eigen borst, daar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten