woensdag 30 augustus 2023

Afgestoft: interview met Josien Laurier

In 2010 interviewde ik Josien Laurier voor het literaire tijdschrift Liter. Je vindt dat hier. In dat gesprek vertelde ze dat ze zou gaan stoppen met schrijven en daar heeft ze zich ook aan gehouden: sinds die tijd heeft ze geen boeken meer gepubliceerd. 

Maar de boeken die Laurier geschreven heeft, zijn het (her)lezen wel waard. In ieder geval is het interessant om lezen wat ze er zelf over zegt. 

 


Tien verhalen tegelijk vertellen


Josien Laurier (1969) debuteerde in 1993 met Een hemels meisje, een roman over een pubermeisje in een evangelisch gezin. De ouders worden aangeduid met ‘de vader’ en ‘de moeder’, de hoofdpersoon met ‘het meisje’. Later zou Franca Treur dat op eenzelfde manier doen. Na het debuut volgden de romans Het zal de liefde wel zijn (1994), Voor ons ligt een dag van bramenjam (1997) en de verhalenbundel De verhalenbundel (2005). Daarna schreef ze nog een pamflet, Onze stralende toekomst (2006). Nu heeft ze besloten te stoppen met schrijven.

Het is nog heel vers allemaal, maar het is wel echt waar: ik stop met schrijven. Ik had een verhalenbundel klaar en toen wilde de uitgever liever een roman. Nou ja, ik ben de beroerdste niet, dus ik heb de verhalen weggelegd. Vervolgens merkte ik dat ik helemaal geen roman op bestelling kon schrijven en dat ik het ook niet meer wilde.
Mij gaat het meer en meer om ideeën. Die zou ik natuurlijk in verhalen of romans over kunnen brengen, maar ik beheers die vorm nu zo goed dat daar voor mij geen uitdaging meer in zit. En dan moet er ook steeds maar weer die psychologie bij, die mij eigenlijk helemaal niet interesseert. Dat wilde ik niet meer.
Het werd steeds meer aangenomen werk, het leveren van een dienst. En daar doe ik het niet voor; dat is beledigend voor mijzelf en voor mijn lezers.
Ik ben nu gaan lezen. Lezen en schrijven kan ik niet tegelijk en nu haal ik in wat ik eigenlijk twintig jaar geleden al had moeten doen: Aristoteles lezen en Thomas van Aquino, Hume en Kant. Eindelijk! De laatste tijd verdiep ik mij vooral in de logica. Dus ik ben helemaal weg bij de fictie.


Waarom ben je er ooit aan begonnen?

Omdat ik niet wist wat ik anders moest doen. Ik ben begonnen aan een studie Algemene Letteren in Utrecht, maar na drie jaar wist ik nog steeds niks. Dus dat wou ik niet afronden; dat vond ik zonde van mijn tijd. Toen ben ik in Amsterdam Communicatiewetenschappen gaan doen. Dat is werkelijk de slechtste studie die er bestaat. Ik ben wel afgestudeerd, heel keurig, met mooie cijfers, maar ik wist niks.
Ik zag niet voor me wat ik in de maatschappij kon doen en voor een interessante baan aan de universiteit had ik de verkeerde studie. Toen ben ik maar een boek gaan schrijven.


En waarom werd dat Een hemels meisje?

Daar schoot ik ineens in. Het is een bekend stramien, een simpele plot en een dwingende vorm. Het was eigenlijk heel makkelijk uit te voeren. In zes weken had ik het af.


Het was niet zo'n verhaal dat verteld moest worden?

Nee. Ik had ook nooit het plan om schrijver te worden. Schrijvers waren mannen, oude mannen, wist ik van de middelbare school.


De hoofdpersoon leeft in een evangelisch gezin. Kende je die omgeving?

Ja, heel goed. Mijn ouders zijn drie keer verhuisd, maar wel steeds in de bible belt: Dirksland (eigenlijk Herkingen), Gouda, Dordrecht en uiteindelijk Veenendaal. Mijn ouders zijn allebei in de gereformeerde gemeente opgevoed. Wat ze nu geloven, weet ik niet precies.
Ik heb heel wat kerken van binnen en van buiten gezien, want mijn ouders waren kritisch bezig met dat geloof. Er was eigenlijk geen eindstation. We waren een poosje hier, een poosje daar.
Ik heb allerlei vriendinnetjes gehad, uit allerlei milieus, die dan wel gewoon bleven waar ze zaten. Oud gereformeerd en nog zwaarder. Zo'n gezin met twaalf kinderen en daar slaap je dan een nachtje. Maar ik ontmoette ook mensen die helemaal in de Heer zijn. Ik kon voor het boek dus putten uit een rijke bron.


Betekende het geloof voor jou als kind iets of was het een decor?

Het is heel moeilijk om daar een eerlijk antwoord op te geven. Je kunt niet meer echt denken als een kind. Het geloof is wel belangrijk voor me geweest, als onderwerp. Ook omdat het in het leven van mijn ouders zo belangrijk was. En dan met name de rationele component, de reflectie op de preek, die zelf weer een reflectie op een bijbeltekst was.


Je zat tijdens een preek actief te luisteren?

Heel actief. Dat deden mijn ouders ook goed: ik werd er echt bij betrokken. Ze vroegen wat ik ervan vond. Ik heb daarvan meer geleerd dan op school. Daardoor ben ik ook heel gevoelig geworden voor taal. Mijn zinnen zijn in Een hemels meisje droog en kort, geen woord te veel.


Maar geloofde je ook?

Dat is veel belangrijker en ook veel moeilijker te beantwoorden. Ik denk van niet. Bij ons was God echt een man, die in de hemel op een troon zat. Een man met een baard. Dat leek toch te veel op Sinterklaas en met Sinterklaas hadden ze me genept, dus ik vertrouwde het gewoon niet.
Dan merk je dat je over God ook nog heel verschillend over kunt denken, alleen al in de protestantse kerken. En dan heb je ook nog katholieken, moslims en hindoes. Wie heeft er dan gelijk? Welke god is nou de echte? Hoe zit dat met die waarheid?
En God was ook helemaal niet zo leuk. De ene keer gaat de Bijbel over barmhartigheid, de andere keer over afschuwelijke wraak.
Ik had ook niet het idee dat het hielp als ik bad. Ik deed het wel, omdat ik wist dat het moest, maar ik geloofde niet dat er iemand was die het hoorde.


Die vergelijking met Sinterklaas lijkt me een constructie achteraf.

Het zijn altijd constructies achteraf. Ik probeer mij zo dat meisje te herinneren, zoals ik dan in de kerk zat. Volgens mij wist ik het niet met die man. Ik was wel kritisch, hoor.


Dat kritische zat er waarschijnlijk op alle gebieden in.

Jazeker, ook op school. Ik wist: ze denken wel dat er maar één antwoord is op deze som, maar dat is helemaal niet waar. De meester heeft dat gewoon niet in de gaten, die is te dom om dat te zien.


Is dat een karakterologische kwestie of heeft dat vooral met de opvoeding te maken?

Beide. Over de preek werd bijvoorbeeld kritisch nagepraat. Daar ben ik heel blij mee. Ik zei al dat ik steeds meer geïnteresseerd was geraakt in ideeën, maar dat zat er toen eigenlijk al wel in.


Hoe kijk je nu terug op Een hemels meisje?

Ik denk dat het als kunstobject prima geslaagd is. Ik vind het wel jammer dat ik er altijd op aangesproken word en dat ik steeds maar uit moet leggen hoe dat nou is om in dat christelijke milieu op te groeien.
Alsof ik een soort antropoloog ben van mijn eigen leven en ook alsof het boek juist zou gaan over de dingen die minder leuk zijn aan zo'n omgeving. Altijd wordt er gevraagd of ik er dan niet op een of andere manier door beschadigd ben. Als ik van tevoren had geweten welke ellende ik over me heen zou krijgen, had ik het nooit gedaan. Dan had ik het nooit gepubliceerd.
Het heeft een paar jaar van mijn leven echt verziekt. Je hebt zo'n boek op de wereld gezet en dan ben je eigenlijk verplicht om die interviews maar te geven en die lezingen te houden. Altijd maar weer diezelfde vragen en altijd mensen die het ook meegemaakt hebben en die echt beschadigd zijn. Maar ik was helemaal geen hulpverlener!
Ik was toen veel te jong en te naïef. ik kon dat niet overzien. Meteen stond ik op de voorpagina van de Telegraaf. Achteraf had ik dat liever niet gehad. Het wordt me altijd nog nagedragen: ik doe al lang andere dingen, maar ik blijf de auteur van Een hemels meisje.


Werd je in je nabije omgeving aangesproken op de autobiografische of vermeende autobiografische achtergrond van je boek?

Nee, want het is ook geen een-op-een-verslag. Dit zijn niet de feiten van mijn leven. Het gaat wel over dingen die ik meegemaakt heb en wat je daar zoal bij kunt verzinnen.


Lijk je op de hoofdpersoon?

Ik heb altijd de neiging mijn personages een beetje dommer te maken dan ik zelf ben. In die zin lijken ze niet echt op me.
Het doet er ook eigenlijk niet toe. Het meisje in Een hemels meisje is een archetype. Deze vorm kende ik goed en die heb ik gekozen. Het zijn geen ontboezemingen, het is geen egodocument, het is een stijloefening, net als die andere boeken. Zo zit dat.


Wat verken je in Het zal de liefde wel zijn? De gedachtestroom?

Dat tweede boek gaat over malen, over bewustzijn. Bewustzijn, wat is dat? Ik laat het gewoon zien, ik ga erbovenop zitten. Vierentwintig uur lang volgen we een barmeisje met liefdesverdriet en we blijven maar in haar hoofd zitten. Eigenlijk is het saai. Ze maalt maar door, meer is het niet. Perceptie en bewustzijn.


Hoe ervoer je dat tijdens het schrijven?

Het was een heel naar boek om te schrijven. Ook dat heb ik in zes weken gedaan. Ik zat er zo in, dat ik de personages op straat tegenkwam.


Waarom koos je juist zo'n personage, in zo'n setting?

Omdat ik het over dat hoofd wou hebben. En je moet een vrij weerloos iemand hebben. Die labiliteit, die wanhoop van dat meisje had ik nodig. Iemand die gewoon maar fit opstaat en naar zijn werk fietst, daar had ik voor dit boek niets aan.
Ze wordt ook een beetje dronken en daarvan worden mensen minder conventioneel en op een bepaalde manier moediger.


Door die dronkenschap wordt de grens tussen waan en werkelijkheid minder scherp. En voor mijn gevoel geldt dat nog meer voor je derde boek, Voor ons ligt een dag van bramenjam.

Over de inhoud heb ik eigenlijk niets te melden. Dat boek is een verzameling mooie zinnen en mooie beelden. Daar was ik toen mee bezig. In het tweede boek zitten nauwelijks beelden en het is ook niet mooi van taal.
In Bramenjam heb ik nog wel een soort verhaallijn gestopt, maar die interesseerde me eigenlijk geen biet. In die zin is het mislukt.
Bij het voorlezen doet het boek het goed. Dan komen de rijmen ook over: ‘Monie met zijn vlekkentronie’. Daar krijg ik de zaal mee plat, dan horen de mensen het pas.


Of zinnen als: ‘In de woestijn zijn, ook als er niemand jarig is, de vrouwen halfnaakt.’

Het is een muzikaal boek. De stijl van C.C.S. Crone vond ik toen mooi, ook zo'n schrijver van mooie zinnen.


Het boek bevat veel absurde elementen, zoals iemand die over het dak fietst.

Ja, daar heb ik lol in. Het werd ook wel ‘surrealistisch’ genoemd, maar ik noem het liever ‘ongerijmd’. Net naast de gewone gang van zaken, daar is het te doen voor ons. Vaak liggen associaties al vast. Mensen lullen wel veel, maar ze zeggen vaak hetzelfde; er is zo weinig echte beweging in een mensenhoofd. Daarom wil ik net iets anders laten zien of horen, er net naast gaan zitten. Voor zover mensen religieuze ervaringen hebben, zitten die daar, denk ik.


Na de romans stapte je over op een verhalenbundel.

Ik had intussen een kind gekregen en dan kun je niet weken achter elkaar door aan een boek werken en dat was ik wel gewend. Ik zat er dan helemaal in en werkte tot ik erbij neerviel. Even slapen en weer verder. Dat kon nu niet meer.
Eerst heb ik gewerkt aan een boek dat uit allemaal korte stukjes bestond. Dat manuscript heb ik nog, zeker duizend pagina's. Ik schreef een bladzijde per dag. Het is een buitengewoon hilarisch boek, met personages die doodgaan en dan gewoon weer uit de dood opstaan. Veel reflectie op literatuur, maar ook een beetje een boek zonder eind. Dat is dus nooit uitgegeven. Dat vond ik niet zo erg, hoor.
Op een dag zei iemand tegen mij: waarom ga je niet gewoon verhalen schrijven? Eerst kon ik mij daar niets bij voorstellen, maar toen dacht ik aan de korte verhalen van Kafka en Borges en ik was om.
Achteraf was ik er veel blijer mee dan met de romans. In een roman kon ik maar één idee kwijt; dat malende bewustzijn bijvoorbeeld in Het zal de liefde wel zijn. Maar met elk verhaal kun je weer iets anders zeggen, op een andere manier, in een andere stijl als je wilt, met andere personages, helemaal fris. Ik had een verhaal in een week af, heerlijk. En dan ben je het ook kwijt.


Waar haal je de onderwerpen vandaan?

Dat gaat eigenlijk vanzelf. Altijd.


Je begint gewoon ergens en je ziet wel waar je uitkomt?

Nee, nee, ik weet waarover het moet gaan. Bij het verhaal over de architect bijvoorbeeld is dat het idee van negatieve architectuur. Of de vraag wanneer iets een berg is. Nou, daar zoek ik dan een vorm bij.


Verschillende verhalen sluiten op elkaar aan. Bijvoorbeeld het titelverhaal en het verhaal over de recensent.

Die gaan over dezelfde verhalenbundel. In het eerste verhaal leest iemand zijn eigen leven in het verhaal. Hij blijkt een personage te zijn. Dat is trouwens een verhaal waarvan ik van tevoren niet wist hoe het af zou lopen. Maar ik ben eruit gekomen.


Wat maakt zo'n verhaal duidelijk?

Dat het allemaal tekst is. En meer ook niet.


Zijn wij ook personages en tekst?

Nee, dat geloof ik helemaal niet. Ik geloof wel in de werkelijkheid. Er zijn wel mensen die graag praten over tekst als materie, maar dat vind ik helemaal niks. Tekst is tekst. Dus dit gaat over literatuur. Dit zijn tekstuele noties, dit gaat over taal, niet over mensen. Gelukkig niet.


Maar de tekst roept wel een werkelijkheid op.

Alleen voor zover de schrijver dat wil. Ik vind het belangrijk om teksten als teksten te beschouwen.


Ons denken is voor een groot deel ook verbaal. We denken dus in teksten.

Dat is eigenlijk mijn onderwerp, hè? Perceptie en bewustzijn. Hoe dat precies zit, hoe dat allemaal werkt - dat weten wij helemaal niet. Hoe ons brein werkt en hoe wij ons verhouden met de echte wereld. Wat wij merken van de wereld is echt iets anders dan die wereld zelf. Kant heeft het over de onkenbaarheid van de wereld.
Het bestaan van de wereld wil ik trouwens niet in twijfel trekken. Ik vind het belangrijk om te zeggen dat die wel bestaat. Wat wij ermee doen, dat zijn constructen. Ons hele hoofd zit vol met constructies en hetzelfde geldt voor ons bewustzijn. Wij kunnen dat niet sturen, wij weten niet waar het zit en of er een hiërarchie is, of er ordes van bewustzijn zijn.


Goed, maar als je gaat schrijven, heb je een verhaal nodig, waar de lezer in mee wil gaan.

Ik maak er formules van en dat wil ik laten zien. Het idee dat de mens zich daar emotioneel plaatst, daar ben ik niet van gecharmeerd. Ik wil juist laten zien dat het gewoon verdubbelingen zijn.
Ook een toegankelijk boek als Een hemels meisje gaat over literatuur. Dit gegeven, de ‘autobiografische’ roman over een opgroeiend, puberend kind, dat is gewoon een cliché, dat ik neerzet.
Ik heb het als een ding gemaakt. Ik vroeg me af of ik zo'n boek kon neerzetten en ja, dat ging, met een sneltreinvaart zelfs, omdat ik het ook precies in mijn hoofd had.


Ik heb het idee dat je een zekere afstandelijkheid hebt tegenover je eigen schrijverschap.

Dat is zo. Ik vind mijn eigen teksten niet zo belangrijk. Ik ben ook heel slordig met het maken van back-ups. Als ik een keer iets kwijt ben, is dat niet zo erg. Ik kan namelijk altijd nieuwe teksten maken. Tenminste, zolang ik er lol in heb. Nu dus niet meer.


Zat de lol in het schrijven of ook in het publiceren?

Publiceren doe je voor anderen, schrijven doe je voor jezelf. Zolang je er zelf plezier in hebt en anderen vinden het mooi, zijn we het met elkaar eens en is er niets aan de hand.


Maar waarin zit dan het plezier?

Die mooie zinnetjes. En als het mij gelukt is een krankzinnig idee strak te krijgen. Sommige passages vind ik echt goed. Of grappig.
Bij mij gaat het altijd over de dichtheid van betekenis. Een tekst moet vol van betekenis zijn en tegelijkertijd begrijpelijk blijven. Een verhaal bestaat uit verschillende netwerken van betekenissen, en vaak ziet de lezer ze niet allemaal bewust, maar ze werken wel, onder de oppervlakte.


Maak dat eens concreet met een voorbeeld.

Hier bijvoorbeeld: ‘Geagiteerd door de marsmuziek, probeerde hij een systeem te ontdekken in de gebeurtenissen.’ Combineer ‘marsmuziek’ en ‘systeem’ en neem daar ‘geagiteerd’ bij. Dan gaat het al over oorlog. In zo'n zinnetje wordt al duidelijk waar ik heen wil. Uiteindelijk worden er in dit verhaal mensen opgegeten.


Ontstaan die netwerken van betekenis tijdens het schrijven of werk je daar bewust aan?

Dat is de kunst van het schrijverschap. Voor een deel gebeurt het onbewust, maar dat komt doordat ik heel sterk gefocust ben op wat ik wil en doordat ik daarbij alles openzet. Dus ik probeer alles wat voor mij in een bepaald cluster van betekenissen valt te pakken, ik wil niets uitsluiten, niets censureren. Intussen houd ik heel goed in de gaten wat de woorden doen en of ze nog kloppen.
Je bent niet alleen aan het vertellen wat er in de bovenste betekenislaag zit. Je bent wel tien verhalen tegelijk aan het vertellen.



dinsdag 29 augustus 2023

Het manneneiland (Hen Bollen / Herman Jansen)


'Kroniek van de gebeurtenissen in de Over-Betuwe van september 1944 tot juni 1945' - dat is de ondertitel van Het manneneiland en dat geeft goed aan waarover het boek van Hen Bollen en Herman Jansen gaat. 

Het boek kwam al in 1982 uit. Ik gaf toen les aan de Christelijke Mavo te Zetten en beheerde (mede) de schoolbibliotheek. Samen met mijn collega gingen we een keer per jaar 's avonds naar de plaatselijke boekhandel en zochten dan enkele dozen vol boeken uit, fictie en non-fictie. We namen ook Het manneneiland mee. Maar ik las het niet. 

Decennia later vond ik dat ik dat toch eigenlijk wel moest doen. Per slot van rekening is de Over-Betuwe mijn geboortegrond en daar is nogal wat gebeurd in de oorlog. Tweedehands is het boek gelukkig nog goed te koop, maar vaak vond ik de prijs dan toch weer te hoog. Maar nu heb ik het, gratis. Gekregen van mijn lief voor mijn verjaardag. En met plezier gelezen. 

Strijd

In het najaar van 1944 probeerden de geallieerden vanuit het zuiden door te stoten naar het noorden van Nederland. We weten hoe dat gegaan is: de Waalbrug bij Nijmegen werd wel veroverd, maar de Rijnbrug bij Arnhem was net een brug te ver. De mislukking van die verovering is bekend geworden, door boeken en films. Maar hoe was het intussen in de Betuwe?

Ook de strijd om de Waalbrug was hevig en het ging allemaal niet vanzelf. Met bootjes staken de soldaten de Waal over, onder vuur genomen door de Duitsers. Er waren minder bootjes dan gepland. Er werd heftig gevochten voordat de Duitsers aan de noordkant van de brug verslagen waren. 

Bollen en Jansen laten het hele boek door getuigen aan het woord komen. Er zijn ook dagboeken bewaard die informatie geven. De ooggetuigenverslagen zijn indringend. Ze verhalen niet over anonieme inwoners, maar over mensen die met naam en toenaam genoemd worden. Ze schuilen onder het viaduct van de spoorbrug bij Lent, terwijl de kogels overal heen vliegen, en we weten precies wie het zijn. Ook degenen die het niet overleven. 

Vaak zijn slachtoffers van de oorlog getallen, maar hier zijn het mensen met een naam en een gezicht. En met nabestaanden. Dat brengt de geschiedenis dichtbij. 

Doorbraak van de dijk bij Elden (Bron)

Inundatie

De strijd wordt gedetailleerd beschreven in het eerste hoofdstuk. Op 2 december laten de Duitsers de Rijndijk bij Elden springen, waardoor de Betuwe onder water loopt. Op 6 december bezwijkt de Liniedijk bij de Linge, waarna een groot deel van de Betuwe onder water komt te staan. 

Door de strijd is het op veel plekken niet veilig. Mensen vluchten naar plekken die ze veiliger achtten. Verder moeten de gewonden verzorgd worden. In Lent gaan ze naar Huize St. Joseph en bij het station Zetten-Andelst is het stationskoffiehuis als noodhospitaal ingericht. Er zijn veel gewonden, bijvoorbeeld door het bombardement op Opheusden op 9 oktober. Het verhaal gaat dat er in een kwartier tijd 2200 granaten op Opheusden neerdaalden. 

Bij elk onderdeel zijn er wel anekdotes. Soms maken die het verhaal lichter, soms onderstrepen die hoe hard die oorlog was. In het stationskoffiehuis werd een Duitse soldaat binnengebracht. Hij was nog maar zestien, zeventien jaar oud en had veel bloed verloren. Ooggetuige Lex Vogelenzang:

Op verzoek van de kapitein vroeg ik de jongen of hij een bloedtransfusie wilde hebben. "Ist das amerikanisches Blut?" vroeg hij, waarop de kapitein na vertaling mijnerzijds antwoordde: "Yes, of course." De Duitse soldaat antwoordde toen: "Dann bin ik lieber tod." De kapitein zei toen: "Okay, let hem die", pakte zijn revolver en schoot hem door het zijn hoofd. 


Er waren veel vluchtelingen in Herveld en Valburg. Bij de school in Herveld waren tientallen kookketels geplaatst. De warme maaltijden waren goed. Er was dan ook vlees in overvloed, door de vele noodslachtingen. Ook dieren waren slachtoffer van de oorlog. 

De school is er nu niet meer, maar twintig jaar na de oorlog was het mijn lagere school, waar ik in gedachten nog steeds de weg weet. 

Evacuatie

De bevolking van de Betuwe werd geëvacueerd. Een deel ging naar Breda en omstreken, een deel naar België. Het gezin van mijn vader kwam terecht in Overboelare, bij Geeraardsbergen. Er is nog een foto van het gezin in de sneeuw, maar ik weet zo gauw niet waar ik die foto kan vinden. Later bezocht ik met mijn ouders de oude kennissen van mijn vader en verschillende keren kwamen 'de Belgen' naar Nederland. Er is nog steeds contact tussen de families. 

Een aantal mannen bleef achter, waaronder mijn grootvader. Lange tijd heb ik me dat niet gerealiseerd. In de boerderij van mijn grootouders zat een deel van de staf en om de boerderij stonden drie kanonnen die over de Rijn moesten schieten. 


Bron

Hoeveel mannen precies achtergebleven zijn, is niet duidelijk. Het kunnen er duizend geweest zijn. Zij verzorgden het vee, rooiden de aardappels, plukten het fruit, dorsten het graan. Mannen vormden gemeenschapjes die een huishouden gaande probeerde te houden. Dat ging overigens niet altijd even hygiënisch, wat tot gevolg had dat ongedierte een kans kreeg. 

De plaatselijke bevolking had vanaf het begin van tijd tot tijd overlast van de soldaten, die vee uit de wei roofden, kachels uit leegstaande huizen haalden en zich aan geen regels leken te storen. Dat kwam meer voor dan ik mij voorgesteld had. 

Concreet

Het mooie van Het manneneiland is dat de beschrijvingen concreet zijn en dat veel dagelijkse problemen aan de orde komen. Zo kon je niet zomaar over de brug bij Nijmegen, maar daarvoor had je een 'permit' nodig. Het was niet altijd mogelijk voor de achtergebleven mannen om contact te houden met de rest van hun geëvacueerde gezin of hun vrouw of kinderen te bezoeken. 

Het boek gaat door tot na de bevrijding. De Betuwe is zwaar getroffen door het oorlogsgeweld en de inundatie en het gebied blijft nog een tijd gevaarlijk, doordat er mijnen gelegd zijn. De geëvacueerden willen zo snel mogelijk terug, maar dat is niet altijd mogelijk. Gelukkig komt er wel hulp op gang. 

Het manneneiland geeft een mooi stukje streekgeschiedenis. Wat er gebeurde in Lent en Elst wordt uitgebreid beschreven. Het zijn ook de plekken waar het meest gebeurde. De dorpjes daaromheen worden overigens ook genoemd en beschreven, maar beknopter. 

Aan het eind van het boek zijn twee handige registers opgenomen: een personenregister en een register op plaatsnamen. Dat maakt het boek goed hanteerbaar. 

Verder lezen

Wie meer over het onderwerp wil weten kan Ooievaar brengt zondvloed (1995) van Ferdinand van Hemmen lezen of De Betuwe in stelling (2000) van Victor Laurentius. Dat laatste boek gaat over een streek net iets meer naar het westen: de Neder-Betuwe. 

dinsdag 22 augustus 2023

Schemerleven (Jaap Robben)



Haar ouders noemen haar Elfrieda, maar zelf noemt ze zich Frieda of ook wel Ietje. Ze is eenentwintig jaar oud in 1963, het jaar van de strenge winter. Bij Nijmegen is de Waal dichtgevroren en veel mensen gaan het ijs op. Dat is overigens geen mooie gladde ijsvlakte, het is soms echt klauterwerk. Op het ijs ontmoet Frieda Tendeloo een man die elf jaar ouder is, Otto Drehmann. Zij zullen uiteindelijk een relatie krijgen. Die moet min of meer geheim blijven, want Otto is getrouwd. 

Frieda is de hoofdpersoon van de roman Schemerleven van Jaap Robben en als het boek begint is ze al veel ouder. Ze is net verhuisd naar een verzorgingshuis. Haar man Louis is overleden en zijn as moet nog uitgestrooid worden. Hun zoon Tobias staat zijn moeder bij waar hij kan. 

Dat speelt zich af in het verhaalheden. Door de verhuizing en de dood van Louis is het leven van Frieda aardig door elkaar geschud en ze moet steeds terugdenken aan wat er in de jaren zestig is gebeurd. Ze werd zwanger van Otto, baarde een kind, maar heeft het eigenlijk niet gezien. Aanvankelijk is voor de lezer niet duidelijk of het kind dood ter wereld kwam of dat het meteen afgenomen is van de moeder. 

Invoelbaar

Het verhaal over Frieda's verleden is prachtig verteld. Frieda en Otto beginnen voorzichtig aan hun relatie en de toenadering tussen die twee is door Robben goed invoelbaar gemaakt. Je zit als lezer heel dicht op Frieda en snapt waarom ze zich gedraagt zoals ze doet. 

Als blijkt dat ze zwanger is, wordt Frieda verstoten, door zo'n beetje iedereen. Niet alleen kan ze zomaar ontslagen worden (ze werkt in een bloemenzaak), maar ook bij haar ouders is ze niet meer welkom. Een kamer huren is voor een ongehuwde, zwangere vrouw eigenlijk niet mogelijk en ze komt terug in een achterbuurt in Nijmegen. Otto is van tijd tot tijd aanwezig en hij laat haar niet helemaal aan haar lot over, maar haar toestand is schrijnend. 

Ongetwijfeld is de tekening van de toestand waarheidsgetrouw. Er is nog steeds het een en ander te repareren aan de positie van vrouwen, maar door het verhaal van Frieda wordt nog eens duidelijk van hoe ver het allemaal moest komen. Het zal wel niet voor niets zijn dat deze vrouw de achternaam Tendeloo heeft gekregen. In 1955 werd door Corry Tendeloo een motie ingediend die moest voorkomen dat vrouwen ontslagen zouden worden uit overheidsdienst op het moment dat ze trouwden. Een jaar later kwam er een einde aan de handelingsonbekwaamheid van vrouwen. 

We kunnen Corry Tendeloo en haar werk niet genoeg herdenken, maar de overeenkomst tussen de namen van de politca en de hoofdpersoon van dit boek heeft iets gemaakts. 

Vaart

Aanvankelijk lijkt de verhaallijn in het verleden interessanter dan de lijn over Frieda in het verzorgingstehuis. Maar ook die lijn krijgt in de loop van het boek meer vaart. Al in het begin worden nachtvlinders genoemd. Pas verderop snap je waarom die voor Frieda belangrijk zijn. Verder geeft Frieda iemand die haar verzorgt een harde klap, zonder dat de reden duidelijk is. Dat maakt haar raadselachtig en dus interessant. Waarom haar hand uitschoot, wordt later in het verhaal wel duidelijk. 

Frieda is 81 jaar als ze verhuist. Haar man heeft nooit geweten dat ze al eerder een kind gebaard heeft en haar zoon Tobias weet niet dat er voor hem al een kind was. Hij komt het wel te weten. En zou Otto eigenlijk nog leven?

In beide verhaallijnen zijn open plekken die je ingevuld wilt hebben en die je daarom doen doorlezen. Ik ben niet zo'n heel snelle lezer, maar bij dit boek zat het tempo er aardig in. 

Schemerleven is een goed gecomponeerde en mooi geschreven roman, die ook nog over een belangrijk onderwerp gaat. Het verhaal van Frieda is exemplarisch voor de vrouwen in soortgelijke omstandigheden. Mogelijk hebben zij ook al die jaren gezwegen. Er is waarschijnlijk veel leed dat altijd toegedekt is gebleven en dat dus eigenlijk niet mocht bestaan. Goed dat dat aan de orde gesteld wordt. En dan ook nog in een mooi boek. 

donderdag 17 augustus 2023

De Arabier van de toekomst 6 (Riad Sattouf)



'Ik heet Riad. In 1994 was ik zestien en een halve psychopaat.' Zo begint het zesde deel van De Arabier van de toekomst, waarin Riad Sattouf zijn leven beschrijft. De ondertitel is Een jeugd in het Midden-Oosten, maar in dit deel leeft Riad al niet meer in Syrië, maar in Frankrijk. 

In de eerste vijf delen heeft Sattouf steeds stukjes van zijn leven beschreven. Deel 5 ging over een relatief korte periode: 1992 - 1994. Deel 6 sluit daarbij aan, maar reikt van 1994 tot 2011. Alle delen samen zijn eigenlijk één grote beeldroman. Wie pas inhaakt bij dit deel, leest alleen het slot, de hoofdstukken 26 tot en met 35. Dat is overigens geen enkel bezwaar want Riad laat je niet in het diepe vallen. 

Gezin

Hij schetst eerst wie hij is als hij zestien is: vol onzekerheden, te mager, ervan overtuigd dat de hele wereld hem verafschuwt, terwijl eigenlijk niemand weet dat hij bestaat. Hij woont in Rennes, samen met zijn moeder en zijn broer Yahyja. Riad heeft nog een jonger broertje, Fadi, maar die is door zijn vader ontvoerd naar Syrië. 

Als vader de rest van het gezin niet naar Syrië kan krijgen, belooft hij het broertje terug te brengen, maar die belofte blijkt loos. Moeder heeft een baan en verder bezoekt ze vaak een helderziende. Ze hoopt nog steeds Fadi naar Frankrijk te kunnen halen en zoekt contact met een advocaat. Die vraagt veel geld, maar er is niet te merken dat hij zich ook daadwerkelijk inzet. Riad leeft in het gezin, maar heeft meestal geen echt contact. 

De afwezige vader is in het hoofd van Riad maar al te vaak nadrukkelijk aanwezig. Hij hoort zijn commentaar bij de dingen die hij doet of nalaat. Verder heeft Riad soms benauwende dromen. Het is moeilijk om zijn leven richting te geven en te ontdekken wat hij  nu eigenlijk zelf wil. 

Uiteindelijk biedt het tekenen uitkomst, al gaat ook dat niet vanzelf. Riad verhuist naar Parijs en reist van tijd tot tijd terug om zijn familie te ontmoeten. Oma wordt steeds minder helder. Maar die wereld moet hij weer achter zich laten als hij in Parijs aan het werk is. 

Dicht bij zichzelf

Het succes komt pas als Sattouf begrijpt waar hij het best in is: strips maken die dicht bij hemzelf liggen. Uiteindelijk wordt dat dus deze dikke striproman. Die eindigt in 2011. Dan is er op verschillende plaatsen in de wereld onrust uitgebroken: de Arabische lente. Ook in Syrië breekt er oorlog uit. Fadi kan gelukkig vluchten en ontmoet zijn broer in Frankrijk. De toekomst kan beginnen. 

Riad Sattouf tekent in een karikaturale stijl. Die wordt meestal gebruikt bij vrolijke strips, maar dat is De Arabier van de toekomst eigenlijk niet. Het onderwerp is niet licht, want het leven van Riad is complex, maar de toon is dat wel. Sattouf kan van een afstandje naar zichzelf kijken en dan zichzelf relativerend beschrijven. Dat zorgt ervoor dat er lucht in het verhaal blijft zitten en het laat je ook van tijd tot tijd glimlachen. 

De inkleuring is sober. Vaak met alleen blauw als steunkleur en geregeld ook rood, bijvoorbeeld als de vader weer eens zijn denkbeeldige commentaar geeft. Vaak duidt het rood op een moeilijke situatie voor Riad. 

Eenvoud

Er zit een zekere eenvoud in tekeningen en inkleuring en dat werkt goed. Het leven van de hoofdpersoon is al ingewikkeld genoeg. Hij heeft veel om mee te worstelen, er is veel dat hem naar beneden trekt. Door dat sober te vertellen, komt dat alleen maar nadrukkelijker over. 

Leven is nooit simpel en zeker niet het leven van iemand met een roerige migratieachtergrond. Sattouf laat die moeilijke kant zien, maar ook dat die niet het laatste woord hoeft te hebben. Uiteindelijk werd hij succesvol, maar het gaat er vooral om dat hij vond wat bij hem past. Hij had nog wel af te rekenen met veel uit zijn verleden, maar uiteindelijk lag de weg naar de toekomst open. 

Riad Sattouf, De Arabier van de toekomst. De Geus, 2022; 176 blz. € 24,99

dinsdag 15 augustus 2023

Terug van vakantie


Het was hier even stil. Ik heb nog wel een recensie klaarstaan, over De arabier van de toekomst, deel 6, van Riad Sattouf, maar ik wacht nog op illustratiemateriaal. Bij de uitgever zullen ook wel mensen op vakantie zijn. 

Afgelopen week heb ik trouwens wel het een en ander gelezen. Schemerleven van Jaap Robben is een mooie roman. Leest heerlijk en gaat ook nog eens ergens over. En verder Gebied 19 van Esther Gerritsen. Ook heel goed en een verrassend onderwerp. 


Intussen lees ik De heks van Limbricht van Susan Smit. Qua onderwerp zeker van belang, maar voor mijn gevoel zit de schrijfster nogal opvallend in het hoofd van de hoofdpersoon, waardoor het boek niet alleen een historische roman is geworden. Ook literair is het echt wel minder dan de twee eerder genoemde boeken. Het leest trouwens niet vervelend en dat is al heel wat waard. 


Daarover ga ik allemaal nog schrijven, maar je moet nog even geduld hebben. Ik heb deze week nog een paar afspraken, waardoor ik morgen bijvoorbeeld de hele dag weg ben en vrijdag ook. En ik moet ook nog wel op gang komen na een week lang de bergen. 

Ik kan iedereen de Dolomieten (en hotel Bambi in Sulden) aanraden. Werkelijk prachtig. Wel ging het op de tweede wandeldag al mis, alsof ik in een roman van Willem Frederik Hermans was beland. 

We waren in Trafoi met de stoeltjeslift naar boven gegaan en kwamen uit bij de Funkelhütte. Aan de hand van het grote overzichtsbord zochten we een rondwandeling uit die we in een uur of vier zouden kunnen doen. We moesten de bordjes met 24 volgen en later die met 25. 

We hebben alleen het eerste bordje met 24 gezien. We liepen zeker een uur door op een vrij breed pad en kwamen tot de conclusie dat we verkeerd waren gelopen. We kregen wel bordjes met 4 te zien en die zouden ons ook wel ergens naar leiden. Die volgden we dus maar. 


Waar we uit zouden komen, wisten we niet. De avond ervoor hadden we de kaart met alle wandelingen alvast in mijn jaszak gedaan, zodat we die de volgende ochtend niet konden vergeten. Maar ik besloot op het laatste moment om een andere jas aan te trekken. Daardoor hadden we dus geen kaart meer. 

Uiteindelijk werd het geen rondwandeling, maar een tocht naar het dorpje Stelvio, wat betekende dat we zo'n duizend meter moesten dalen. Het uitzicht was wel mooi en de paden waren niet het allermoeilijkst, maar het was wel de hele tijd dalen en dat voelde ik wel aan mijn voeten. 

In Stelvio bleek de bus niet te rijden Gomagoi, hoewel er een heel groepje mensen stond te wachten. In dat dorp stond mijn auto in de garage, omdat ik geen licht meer had, maar dat is een ander verhaal. 

Mensen gingen in rap Italiaans in discussie met een buschauffeur, die vertelde dat hij geen dienst meer had. Gelukkig kwam er even later alsnog een bus. Het is altijd mooi als er wat mis gaat. Dat levert de beste verhalen op. 

Terug op de hotelkamer keek ik wat de schade was. Door het voortdurende dalen had ik een grote blaar op de voorkant van mijn grote teen. Die was intussen door en de hele voorkant lag dus open. De nagel van mijn grote teen voelde bovendien aan alsof die elk moment los kon laten. 

Allemaal niet lekker, maar de voldoening was er wel en de volgende dag besloten we gewoon weer een wandeling op het programma te zetten. Ook die was weer prachtig. En nog een dag later maakten we alsnog de beoogde wandeling in Trafoi. Die viel, na wat we meegemaakt hadden, erg mee. 

dinsdag 1 augustus 2023

Bastaards (Tony Fleecs / Trish Forstner)

Er is altijd veel meer beschikbare leesstof dan beschikbare leestijd. In mijn huis zijn er op verschillende plaatsen stapels van boeken die ik zeker nog wil lezen. Ik moet erg oud worden wil ik die boeken allemaal kunnen lezen en dan moeten er intussen geen nieuwe boeken uitkomen. 

Van sommige boeken weet ik niet eens wat ik ervan zou kunnen verwachten. Geen tijd genomen om in te kijken. Zo'n boek was het album Bastaards. Het is in 2022 uitgekomen en het werd mij toegestuurd met andere albums die meer mijn belangstelling hadden. Dit album bleef liggen. Een van mijn kinderen keek het in, omdat ik haar had gezegd dat het over katten ging. Dat bleek al niet te kloppen: Bastaards gaat over honden. 

Tekenfilms

Het is een wat bedrieglijk album, door de lievige manier van tekenen, die me herinnert aan de tekenfilms waarnaar ik met mijn kinderen keek toen ze klein waren: Lady en de Vagebond en Ook honden gaan naar de hemel. Een beetje zoetig, maar wel goed gemaakt en de kinderen zaten er helemaal in. 

Zo'n album lijkt Bastaards ook, maar misschien moet je het toch maar niet aan je kleine nichtje laten lezen. Het begin geeft helemaal wat je verwacht. Een klein hondje, Sophia, komt in een nieuw huis, waarin al heel wat honden zijn. Vanaf nu heeft ze een nieuw baasje, over wie de andere honden overigens wel tevreden zijn: hij is goed voor hen. 

Voor Sophia is zo'n huis met zo veel honden wel overweldigend en ze moet nog maar zien dat ze haar plaatsje vindt. Bovendien beeldt ze zich in iets te herinneren van haar vorige vrouwtje en daarbij speelde het nieuwe baasje een vreselijke rol. Ook de andere honden hebben vorige bazinnetjes, maar zij herinneren zich niets van wat er vroeger gebeurde. Als Sophia vertelt wat ze zich meent te herinneren, wordt ze dan ook niet zomaar geloofd. Ze is vastbesloten om haar gelijk te bewijzen en op onderzoek uit te gaan. Dat blijkt nog best gevaarlijk te zijn. 

Thriller

Voor je het weet, zit je midden in een thriller. Voor de lezer wordt steeds duidelijker wat dit lieve baasje voor iemand is. Maar wat kunnen honden uitrichten tegen iemand van wie ze afhankelijk zijn? Het verhaal stuurt aan op een spectaculaire ontknoping. 

Van het nieuwe baasje krijgen we aanvankelijk niet het gezicht te zien. Dat deed me denken aan de film Gebroken spiegels (1984) van Marleen Gorris. Ook daar zagen we nooit het gezicht van de man die een bijzonder nare rol speelde. Later bleek hij samen te vallen met zo'n beetje de enige man met wie je je kon identificeren. 

Bastaards is bepaald niet bedoeld voor de tere kinderziel. Voorop staat dat het een soort kruising is van Silence of the lambs en All dogs go to heaven, maar als je het verhaal leest, laat je je toch in de luren leggen door de lief aandoende honden. Uiteindelijk kun je niet om de gruwelijke kanten van het verhaal heen. 

Scenario en tekeningen

Het scenario van Tony Fleecs zit goed in elkaar. De informatie is zo gedoseerd dat het even duurt voordat je de situatie helder hebt. Daarna is er meteen een nieuwe spanningsboog: hoe gaan de honden het oplossen? De tekeningen van Trish Forstner lijken afgestemd  op een vrij jong publiek, wat een rare leeservaring geeft. Zo onschuldig en zoet is het verhaal immers niet. Juist dat verschil werkt goed. Je moet er wel van houden: het ziet er allemaal nogal gladjes uit, wat nog versterkt wordt door de inkleuring en het gladde papier. Niet voor niets moest ik aan tekenfilms uit het eind van de vorige eeuw denken. 

Doordat het verhaal goed in elkaar zit, leest Bastaards overigens lekker. Je kunt het altijd een keer tussendoor lezen. Zo heb ik het ook gedaan, in een stemming van 'Wat zal ik nu weer eens lezen?' Ik heb er geen spijt van dat ik toen naar dit album heb gegrepen. 

Titel: Bastaards
Scenario: Tony Fleecs
Tekeningen: Trish Forstner
Inkleuring: Brad Simpsons
Vertaling: James Vandermeersch
Uitgever: Menlu
2022, 152 blz. €21,99 (softcover)