vrijdag 18 augustus 2017

Het verboden boek (Ewoud Kieft)


Waarover Het verboden boek gaat, heeft de auteur, Ewoud Kieft, in de ondertitel duidelijkgemaakt: Mein Kampf en de aantrekkingskracht van het nazisme. Hij las het bekende boek van Hitler van kaft tot kaft en vroeg zich af hoe het kon dat er zoveel mensen enthousiast over dit boek geworden zijn. Als we het afdoen als een prul, stilistisch zwak, inhoudelijk incoherent, doen we het tekort. Er moet meer in te vinden zijn. In ieder geval was er iets in te vinden voor de toenmalige lezer.

En heeft Mein Kampf nu nog iets te zeggen? In discussies komt 'de oorlog' of Hitler of het Nazisme al gauw opduiken. De uitspraken van Donald Trump of Geert Wilders zijn wel met de werkwijze van Hitler vergeleken (bijvoorbeeld hier) en Wilders heeft op zijn beurt (zie filmpje) de Koran vergeleken met Mein Kampf en opgeroepen tot een verbod ervan.

Vooral in het laatste hoofdstuk van Het verboden boek bezint Kieft zich op wat hij gelezen heeft. 'Maar op eigen kracht denk ik niet dat het boek nog in staat is om mensen in zijn greep te krijgen. Daar is een enorme historische vertaalslag voor nodig, de juiste context, inzicht in de politieke strategieën uit die tijd.'

Daarom geeft Kieft ons uitgebreid de context. Het beeld dat hij oproept van de jaren na de Eerste Wereldoorlog is bijzonder verhelderend. Je begint te snappen wat voor tijd het was en hoe Hitler slim inspeelde op wat er al leefde. Alleen daarom is Het verboden boek het lezen waard.

Maar Kieft heeft ook Mein Kampf nauwkeurig gelezen. Hij laat zien hoe het boek bol staat van oorlogsromantiek, dat Hitler gebruikmaakt van religieus vocabulaire, hoe hij overdrijft en 'de vijand' veel groter maakt dan die is.

Vaak gaan vergelijkingen van nu met de tijd van Hitler mank, laat Kieft zien. Wat 'islamofobie' genoemd wordt is bijvoorbeeld van een andere orde dan het wijdverbreide antisemitisme uit het interbellum.

Maar hij schrijft ook:
Als je een nummer van Dabiq, het glossy magazine dat IS uitgeeft om aanhangers in westerse landen te ronselen, naast Mein Kampf legt, zijn de overeenkomsten overweldigend: de oorlogsromantiek, de verheerlijking van martelaarschap, de strijd van de underdog tegen een oppermachtige vijand, dezelfde complottheorieën over de Joodse wereldheerschappij. De combinatie van politiek en religie die Hitler in Mein Kampf bepleitte, past IS in de praktijk toe. Ze verkondigt de wederopstanding van een mythisch rijk dat ooit door onzuiverheid verloren is gegaan, en alleen met volledige zuiverheid te herstellen is. 
In discussies over Wilders en Trump hebben de vergelijkingen met Mein Kampf vaak weinig zin. Mensen gebruiken ze als een soort laatste argument en als teken dat ze zelf aan de moreel goede kant staan. Maar de manier waarop Wilders consequent weigert de islam een godsdienst te noemen, doet wel erg denken aan de manier waarop Hitler de joodse godsdienst ontkende. Terecht maakt Kieft zich boos op de manier waarop partijen als VVD en CDA dat tornen aan de godsdienstvrijheid laten gebeuren.

Maar we zijn te gemakzuchtig als we Mein Kampf toeschuiven naar de mensen met wie we van mening verschillen. Het is een boek vol verschrikkelijke dingen, waarmee wij gelukkig niets te maken hebben. Kieft houdt nadrukkelijk zichzelf niet buiten schot. Mein Kampf staat dichter bij ons dan we zouden willen. In Hitlers tijd waren veel mensen erg enthousiast over zijn boek. We kunnen niet op voorhand uitsluiten dat wij, als wij toen geleefd zouden hebben, tot die groep behoord zouden hebben.

We kunnen ook nu zien hoe gevoelig mensen zijn voor veralgemeniseringen. Politici claimen dat ze weten wat Nederlanders (of 'de hardwerkende Nederlanders') willen. Kieft zegt zinnige dingen over dat soort populistische retoriek:
Als een politicus claimt dat hij het gehele volk vertegenwoordigt, houdt dat automatisch in dat alle mensen die het niet met hem eens zijn, buitenstaanders worden: de 'kosmopolitische elite', de 'internationale media', de 'moslimknuffelaars'- allemaal vijanden van het volk. Het wakkert verdeeldheid aan en soms geweld. Maar het belangrijkste bezwaar is veel simpeler: het is niet waar. Geen enkele samenleving is homogeen. Houd op met ons voor de gek te houden.
Wat me verraste aan Mein Kampf is dat het zo transparant is over de middelen die ingezet worden. Dat Hitler bijvoorbeeld uitlegt dat je niet genuanceerd moet zijn en één vijand moet kiezen. Hij legt zijn werkwijze helder uit en zal later ook op die manier handelen.

Het is belangrijk dat we nu weten waar Mein Kampf echt over gaat en waarom het begrijpelijk is dat het succes heeft gehad. Nog belangrijker is dat Het verboden boek ons laat nadenken over onze tijd en vooral ook over onszelf.

Een beetje frikkerig wil ik toch op een klein foutje wijzen. De grap van Hans Teeuwen ('De mensen praten wel over de Joden en zo, terwijl die Duitsers - nou, dat waren ook geen lieverdjes, hoor') vertelt hij net andersom, waardoor het helemaal geen grap meer is. Het is maar een vliegenpoepje in verder uitstekend boek: helder geschreven over een belangrijk onderwerp. Misschien moet ik Oorlogsenthousiasme ook maar gaan lezen.


Het verboden boek is uitgegeven door Atlas/Contact.

woensdag 16 augustus 2017

Wie zoet is, krijgt lekkers (Knipoog 66)


Gewoonlijk sla ik bij de NRC het katern Lux over. Even doorbladeren en dan naast je neerleggen. In de krant van 29 april 2017 viel me toch iets op. Er stond een artikel in van Karin de Mik over de groeiende vraag naar schapenmelk. Er blijkt zelfs als schapenyoghurt geproduceerd te worden. Boven het artikel staat de titel 'Wie zoet is drinkt schaap'.

Dat is een duidelijke knipoog naar 'wie zoet is, krijgt lekkers'. Dat wordt ons toegeroepen door de lachende knecht in het sinterklaaslied 'Zie ginds komt de stoomboot': 'Wie zoet is, krijgt lekkers, wie stout is de roe'.

Het stoombootlied is erg bekend. Er is dus ook vaker geknipoogd naar het lied en meer in het bijzonder naar de regel die vertelt wat er gebeurt met 'wie zoet is'. Zo schreef A.H.J. Dautzenberg de roman Wie zoet is. In de roman verwijzen ook de afdelingstitels naar sinterklaasliedjes: 'Appeltjes van Oranje', 'Pruimpjes van de bomen', 'Sinterlaas zal komen', 'Wie stout is'.

Wat krijgt wie zoet is, of wie stout is, volgens de knipogen? 'Wie zoet is, krijgt alles', volgens een hit. Maar meestal is het toch iets eetbaars. Wat voor lekkers de zoeteling krijgt? Chocolade (hier), gomlullen (hier), letters, hartigs, een riviervrucht of simpelweg een traktatie.

Niet alleen wordt er lekkers weggegeven, maar ook: de leukste schoencadeaus voor stoere jongens (hier), gaatjes (hier), warme voeten, ADHD en gadgets.

Het is trouwens geen uitgemaakte zaak dat je wat krijgt, als je zoet bent: 'Wie zoet is, moet dokken (hier).

Wie zoet is, krijgt lekkers, wie stout is de knuppel, volgens Dumpert. Wat krijgen stouteriken nog meer? D'r moeRitalinnog veel meer, de poes, Jan Roos, een Hema-taart, gedoe, een Digiblast of celstraf.

Het is niet verwonderlijk dat een lied dat aangeleerd wordt aan veel kinderen breed verspreid is en dat je daar dus gemakkelijk naar kunt knipogen. Wat hierboven staat is slechts een kleine greep. Zolang er sinterklaasliedjes gezongen worden, zal dat nog wel doorgaan. De auteur van het artikel over schapenmelk heeft dat goed begrepen.

dinsdag 15 augustus 2017

'Maar zo heb ik het geleerd!' (Wouter van Wingerden)


'De waarheid achter 50 taalkwesties' - zo luidt de ondertitel van het boekje 'Maar zo heb ik het geleerd!' van Wouter van Wingerden. Je vraagt je wel meteen af of die '50' dan niet 'vijftig' had moeten zijn. Maar die kwestie wordt niet behandeld.

Van Wingerden, een taalautoriteit, deed onderzoek naar wat de taalgebruikers acceptabel vinden en wat ze mooi vinden in bepaalde taalkwesties. Bij elke kwestie vergelijkt hij de uitkomst van dat onderzoek met wat de experts erover zeggen, hij legt uit hoe het volgens hem echt zit en op grond daarvan komt hij tot een advies.

Er blijken nogal wat schoolmeesterregels te bestaan: regels die onderwezen worden, maar die ingaan tegen ons taalgevoel en soms ook ingaan tegen de officiële regels. Van Wingerden adviseert om taalgebruikers niet meer volgens die regels te beoordelen.

Daarbij zijn er nogal wat waarvan een gemiddelde taalgebruiker zal zeggen, met opgetrokken wenkbrauwen: 'Maar zo heb ik het geleerd!'  De volgende zinnen kun je tegenwoordig zonder problemen gebruiken, volgens Van Wingerden: 'Ik heb hen iets beloofd'; 'De reizigers worden verzocht uit te stappen'; 'Een aantal mensen applaudisseren'; 'De man waarvan ik veel geleerd heb'; 'Het is glad omdat het geijzeld heeft'; 'Ik wens je een hele fijne vakantie'.

'Groter als' is nog steeds niet goed. 82 procent van de geënqueteerden merkt dat aan als fout. In het dialect waarin ik opgroeide zei iedereen 'grötter as'. Daardoor ga ik met dit soort constructies in de standaardtaal geregeld in de fout. De experts tillen aan deze fout overigens minder zwaar dan het gros van de taalgebruikers.

'Maar zo heb ik het geleerd! is een heerlijk boekje. Het is compact en helder en het gaat over zaken die iedereen herkent. Als frik werd ik erdoor verschillende keren op de vingers getikt, wat ik deemoedig heb ondergaan. Een enkele keer heb ik toch wijsneuzerig een streepje in de kantlijn gezet.

In de kwestie 'we/wij' schrijft Van Wingerden ook over het bezittelijk voornaamwoord: 'me boek' mag niet. 'Vind je mijn te nadrukkelijk, schrijf dan m'n', adviseert Van Wingerden, wat ik een vreemd advies vind. In een zin als 'Daar loopt mijn moeder' spreek je volgens mij het bezittelijk voornaamwoord niet anders uit dan in 'Daar loopt m'n moeder'. 

Bij de kwestie 'Is een gijzelaar dader of slachtoffer?' noemt Van Wingerden 'winnaar' en 'leraar' als voorbeeld: 'iemand die wint', 'iemand die leert'. De rij is gemakkelijk uit te breiden: 'moordenaar', 'lasteraar', 'onderhandelaar'. Ik heb zelfs al eens iemand het woord 'verliezaar' horen gebruiken. Maar we hebben ook 'martelaar', waarbij iemand niet martelt, maar gemarteld wordt. Tenminste, ik vermoed dat dat het oorspronkelijk betekend heeft. De persoon ondergaat in ieder geval de handeling en dat betekent dat 'gijzelaar' niet uniek is.

Bovendien heb ik enkele keren de woorden 'gegijzelden' en 'gijzelnemer' gehoord, die het misverstand omzeilen. Die woorden hadden wel even genoemd mogen worden, denk ik.

Een enkele keer geeft Van Wingerden een ongelukkig voorbeeld. Om te illustreren dat bij de woordgroep 'twee koppen koffie' zowel 'koppen' als 'koffie' de kern kan zijn geeft hij de zinnen 'Er staan twee koppen koffie op tafel' ('koppen' is kern) en 'Twee koppen koffie is genoeg' ('koffie' is de kern). Dat laatste voorbeeld is niet correct. We kunnen immers ook zeggen: 'Twee koppen suikerklontjes is genoeg' of 'Twee suikerklontjes is genoeg'.

De noten zijn niet opgenomen in het boekje. Daarvoor moet je naar een website. Misschien komt dat de leesbaarheid ten goede. Het betreft hier vaak de herkomst van de citaten die Van Wingerden ter illustratie geeft. Maar die informatie had waarschijnlijk ook in het onderschrift gekund. In plaats van 'Een krant hing er in 1952 zelfs een heel artikel aan op' had ook de exacte datum en de naam van de krant genoemd kunnen worden.

Soms wordt er in een onderschrift ineens een verregaande conclusie getrokken. In een berichtje met 'Een millioen menschen zullen' in de kop krijgt als onderschrift 'In 1926 was het meervoud veel gebruikelijker dan het enkelvoud'. Daar wordt geen onderbouwing voor gegeven.

Maar dat zijn kleinigheden, die ook niet helemaal recht doen aan het boekje. Van Wingerden is zeer overtuigend, juist door zijn helderheid, die ook blijkt uit zijn voorbeelden. Meningen die ik jarenlang heb aangehangen, heeft hij ernstig ondergraven. En dat is nog prettig ook.

Aan 'Maar zo heb ik het geleerd!' heb ik veel gehad. Ik ga nog een paar exemplaren aanschaffen om weg te geven.

maandag 14 augustus 2017

Geraakt (Hans Münstermann)



De roman Geraakt, van Hans Münstermann, begint met iets wat eruitziet als een gedicht. Aanvankelijk stond dat me niet zo aan. Niet alleen vind ik het gecentreerd afdrukken van gedichten nogal lelijk, ik vond het ook als gedicht niet zo sterk. Maar toen ik na lezing van de roman de eerste afdeling (het gedicht dus) nog eens las, moest ik toegeven dat de roman samenkomt in die gedichtachtige tekst.

In het tweede deel begint het verhaal: Andreas Klein, het vaste alter ego van Münstermann, heeft het plan om een novelle te schrijven over de blueszanger Robert Eden, die hij ooit in de trein ontmoette, maar er zijn allerlei zaken om hem heen die zijn aandacht vragen. Zijn schoonvader moet een heupoperatie ondergaan en daarbij gaat wat mis, er bivakkeren Koerden op het Museumplein in Amsterdam en in het Rijksmuseum wordt een paneel van Jan van Scorel, Maria Magdalena, beschadigd. En dan is er nog de uitgever die niets ziet in het plan van Klein, maar meer in een biografie van Harry Piekema en de Avezaatjes die uit elkaar zijn of gaan.

Het is een verwarrende tijd. Wat er met zijn schoonvader gebeurt, maakt Klein voornamelijk van op een afstand mee: zijn vrouw is bij haar vader, in het oosten des lands en het grootste deel van het verhaal is Klein in Amsterdam. Het komt dichtbij, net als de Koerden die in de open lucht bivakkeren en om wie hij niet heen kan kijken, Geert Wilders die altijd weer zijn voorspelbare commentaar geeft en het vriendelijke gedram van de uitgever.

En toch wordt Klein vooral geraakt door Robert Eden en zijn verhaal. Het gaat niet goed met Eden, vertelt die door de telefoon, wat Klein nog meer de urgentie van het schrijven van de novelle doet voelen, ondanks dat de uitgever niet enthousiast is. Dat verhaal vormt de derde afdeling van Geraakt.

Je zou die afdeling als zelfstandige novelle kunnen lezen. Daarna is er niet meer een tekst die verband aanbrengt tussen alle delen van de roman. Dat is eigenlijk al gebeurd in de gedichtachtige tekst in afdeling 1. En misschien moeten we concluderen dat er domweg geen verband is.

De dingen zijn er en gebeuren en het liefst maken we er een verhaal van. We zouden graag een verband zien, zodat we het kunnen snappen, maar wellicht is zo'n verband er niet. Andreas wordt geraakt door de gebeurtenissen om hem heen, maar wellicht is hij het enige wat die gebeurtenissen verbindt. Wat hij daartegenover kan zetten is het verhaal, dat begint met een toevallige ontmoeting (met Robert Eden) en dat gaat over een toevallige ontmoeting (van Robert Eden met het meisje Louise).

Het verhaal over Eden is prachtig. Je laat je als lezer, net als Robert Eden, meeslepen. Aanvankelijk gebeurt er helemaal niets: Eden zit tegenover Louise in de trein. Maar in het hoofd van Eden is het verhaal al begonnen en dat gaat in alle hevigheid verder als hij haar buiten de trein opnieuw ontmoet. Over dat verhaal ga ik niet al te veel zeggen, maar het is subtiel geschreven: een noodlottige liefde waar uiteindelijk niets van kan komen.

Het is al in 1977 gebeurd, maar het is Eden bijgebleven. Hij vertelde het aan Klein in 1992 op een manier alsof het de dag ervoor gebeurd was en Klein vertelt het weer aan ons en weer lijkt het allemaal dichtbij.

Misschien is dat ook het enige wat er gedaan kan worden bij alle onrust om ons heen: verhalen vertellen, kunst maken. Wie geraakt wordt door een verhaal, is even weg bij de dagelijksheid en de alledaagsheid. Het subtiele verhaal staat in schril contrast met het commentaar van Geert Wilders, die op zijn manier ook een verhaal vertelt om mensen daarin mee te nemen. De tekening van Wilders is overigens zeer vermakelijk. Dit is bijvoorbeeld het commentaar van Wilders op de aanslag op het paneel van Jan van Scorel:
'Jaja,' zei hij, tegen zijn gewoonte gast in een late night-programma, 'het Rijksmuseum is goed beveiligd, maar niet goed genoeg. Zoals dit héle land zichzelf abominabel beveiligt. Het kan de autoriteiten geen donder schelen. Straks is het De Nachtwacht',' en hij liet even een eerbiedige stilte vallen. 'In een normaal land is zoiets onmogelijk. Want het gaat hier, laten we onszelf niks wijsmaken, om de beschadiging van een heel land. Loopt u eens over het Museumplein naar ons Rijksmuseum. Dit plein is gekoloniseerd door een troep Koerden en moslims.
Even later zal Wilders Nederland zelfs 'dit wilde kalifaat' noemen. Een ander humoristisch personage is Guido van Halst, een paragnost, die vindt dat hij ingeschakeld moet worden bij het onderzoek naar de beschadiging van het werk van Van Scorel.

Dit soort luchtigheden, houdt Geraakt mooi in evenwicht, zoals het leven waarschijnlijk altijd een mix zal zijn van luchtige en ernstige zaken, van wat verheven is en van wat alledaags is. Dèr Mouw schreef er al over: 'Als zij me geeft mijn bordje havermout, / En 'k zie, haar vingertoppen zijn gespleten, // Dan voel ik éénzelfde adoratie branden /Voor Zon, Bach, Kant, en haar vereelte handen.'

Die mix maakt Geraakt heel goed verteerbaar. Maar met welk gevoel voor ironie we het boek ook lezen, uiteindelijk worden we voluit geraakt door het derde deel. Mooi, mooi. Lezen!

Geraakt is uitgegeven bij uitgeverij De Kring

Hier een interview met Münstermann bij Nooit meer slapen.

vrijdag 11 augustus 2017

Mister Blueberry / Schauduwen over Tombstone (Giraud / Charlier)



Het zal mijn bevooroordeelde blik wel zijn, maar ik vermoed dat westernstrips voornamelijk door jongens/mannen worden gelezen. In mijn jeugd waren het vooral de jongens de cowboytje speelden. Wij lazen de strips over Old Shatterhand en Winnetou in Sjors, we vroegen delen van de series over Arendsoog en Buffalo Bill voor onze verjaardag en we kochten de boekjes over Kid Colt en Rawhide Kid. Het was een wereld van helden en schurken.

Intussen is de wereld minder overzichtelijk geworden: de helden zijn kwetsbaar geworden en we hebben allemaal al eens kennisgemaakt met het kwaad, waardoor we ook iets van de schurk in ons herkennen.

Het strippersonage Blueberry heeft vanaf het begin iets van het dubbele in zich gehad. Natuurlijk is hij een held, maar hij is ook kwetsbaar en hij leidt een ruig leven, waarin hij de drank niet schuwt. Dat is niet altijd in zijn voordeel. Maar elke lezer sluit deze ongepolijste vrijbuiter in zijn armen.

Zoals zo'n beetje elke stripreeks van belang wordt de reeks Blueberry integraal heruitgegeven en als dat bij Sherpa gebeurt, gebeurt dat ook mooi. Onlangs zijn de eerste twee delen van de cyclus Mister Blueberry gepubliceerd: gebonden, groot formaat, linnen rug, losse prent met de omslagillustratie, beperkte oplage (en daarbinnen nog een aantal genummerde exemplaren). Helemaal af. Het eerste deel heet, net als de cyclus, Mister Blueberry, het tweede Schaduwen over Tombstone.

Voorop staan de namen van Jean Giraud en Jean-Michel Charlier. Giraud is de meestertekenaar die we ook kennen onder de namen Moebius en Gir. Charlier kennen we vooral als auteur (hoewel hij, zeker in het begin van zijn carrière, ook tekende), maar voor zover ik weet, was hij al overleden toen Mister Blueberry ontstond. Wat zijn bijdrage aan deze twee albums is, is niet duidelijk. Ik kan mij wel voorstellen dat de uitgever vindt dat de naam Charlier sowieso op een album van Blueberry hoort, of hij er nu aan meegewerkt heeft of niet.

Voor deze uitgave is het tekenwerk opnieuw gescand. De tekeningen zijn niet ingekleurd, wat nog meer uitnodigt om de tekeningen nauwkeurig te bekijken. Gevolg is ook dat hier en daar potlood- en gumsporen te zien zijn of dat je kunt zien hoe er stukjes opnieuw zijn ingeplakt. Je hebt het idee dat je over de schouder van Giraud meekijkt als hij aan het tekenen is.
Het bovenlichaam van de ruiter is overgeplakt
In de cyclus Mister Blueberry treffen we Blueberry aan in het plaatsje Tombstone als professionele pokeraar. De bekende namen uit het wilde westen komen we ook in deze cyclus tegen, bijvoorbeeld Wyatt Earp (en zijn broers), Doc Holiday en, op de achtergrond, Geronimo, de beroemde Apachenleider. Een groep boeven overvalt een zilvertransport en probeert dat in de schoenen te schuiven van Geronimo.

In Tombstone heeft sheriff Virgil Earp zijn handen vol aan een groep cowboys die maar moeilijk onder controle te houden zijn. Uit de geschiedenis en diverse films weten we al hoe dat af zal lopen, maar we willen het elke keer weer opnieuw lezen.

Blueberry, die het al in het begin van de serie zwaar voor de kiezen krijgt, wordt bezocht door een journalist die alles van hem wil weten. Uiteindelijk vertelt hij wat hem een tijd geleden is overkomen, waardoor er een raamvertelling ontstaat: het door Blueberry vertelde verhaal binnen het verhaal over de gebeurtenissen in en om Tombstone.

Ook uit deze delen blijkt weer eens wat een fantastisch tekenaar (1938 - 2012) Giraud was. Gezichtsuitdrukkingen, een soepele manier van bewegen door de personages, fraaie detailleringen in de grote tekeningen, humor, spanning, emotie - het is allemaal te vinden in deze delen. De tekeningen maken de indruk dat ze moeiteloos gemaakt zijn, wat niet het geval zal zijn. Wie de boeken inkijkt wil ze hebben en zal ze dus kopen.

Titels: Mister Blueberryi en Schaduwen over Tombstone
Auteurs: Jean Giraud en Jean-Michel Charlier
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2017, 48 blz. hardcover, linnen rug, losse prent; € 39,95

woensdag 9 augustus 2017

En we noemen hem (Marjolijn van Heemstra)


Wat weet een mens van zijn drijfveren? Altijd minder dan hij denkt, vermoed ik. Waarom kocht ik bijvoorbeeld En we noemen hem van Marjolijn van Heemstra? Ik weet bijna zeker dat ik een interview met haar beluisterd heb, maar ik kan het niet meer terugvinden. Misschien heb ik een recensie gelezen? In ieder geval zag ik het liggen in de boekhandel en nam het bijna zonder twijfel mee. Vreemd, want ik heb nooit eerder iets van Van Heemstra gelezen. Maar goed, zo gaan dingen blijkbaar.

In En we noemen hem is er een 'ik' die voor een groot deel samenvalt met de schrijfster. Ik ben maar zo vrij haar dan ook zo te noemen. Van Heemstra had ooit iemand in de familie die Bommenneef genoemd werd. Op 5 december 1946 bezorgde hij, als een na-oorlogse verzetsdaad, een bommetje bij een 'landverrader'. Eigenlijk was het geen neef (hij groeide aan de familiestamboom aan een tak die wat verder weg was), maar het was een mooi verhaal, dat de schrijfster graag vertelde als iemand haar vroeg naar de ring die ze droeg. Ze kreeg die op haar achttiende van haar oma en het was de ring van Frans, de bommenneef.

In het nu van het boek is ze zwanger. De hoofdstukken tellen af naar het moment van bevallen, zoals een bom tikt om af te gaan. Van Heemstra heeft een deadline: als ze bevalt, zal ze moeten weten of ze haar kind (ze weet al dat het een zoontje is) zal noemen naar Frans. Maar dan moet ze wel weten hoe dat nu gezeten heeft met die bom en wat Frans voor iemand was. Ze gaat op zoek.

En we noemen hem doet verslag van die zoektocht. En van de zwangerschap, want die twee dingen zijn met elkaar verbonden. Tegelijkertijd krijgen we een reflectie op het construeren van het verhaal. Van Heemstra maakt duidelijk dat ze dingen heeft aangepast, omdat dat nodig was voor het verhaal. Bij het ontrafelen van een mythe, worden er nieuwe mythes geschapen, want we kunnen niet zonder. We leven in verhalen en ook het kind dat geboren wordt, komt in een verhaal terecht.


Het nieuws: algemeen dagblad 6 december 1946
De zoektocht van Van Heemstra is zonder meer boeiend. We willen wel weten hoe het zit met Bommenneef, zeker als blijkt dat het niet zomaar een bommetje is dat hij bezorgde en dat niet alleen de beoogde landverrader slachtoffer is geworden. Steeds dieper kruipt de schrijfster in het leven van de 'neef' en later ook van de slachtoffers. Je vraagt je af of de precieze waarheid ooit boven water zal komen.

Daarnaast volgen we het verhaal van de zwangerschap, met alles eromheen: de echo's, de hoge bloeddruk, de bevalling. En hoe zal het kind gaan heten?

Van Heemstra schrijft helder en ze maakt vaak fraai gebruik van beeldspraak: 'Al vanaf de uitslag van de zwangerschapstest ben ik aangesteld als projectmanager van deze onderneming. D is hooguit een enthousiaste werknemer die naar eigen inzicht in- en uitklokt.' Dat leest bijzonder prettig.

Maar dat is niet de voornaamste verdienste van het boek. Door te duiken in het familieverhaal, realiseert ze zich hoe de familiegeschiedenis gewerkt heeft en nog werkt. Ze vond het altijd prettig om te geloven in een neef die het kwaad bestreed. Rechtvaardigheidsgevoel is iets moois, immers. Het is bijzonder lastig om afscheid te nemen van het verhaal waar je altijd in geloofd hebt. Eigenlijk is het bijna niet te doen. Het enige wat je kunt doen is het maken van een nieuw verhaal, dat dichter bij de waarheid ligt.

We zouden het liefst hebben dat er een objectieve, feitelijke waarheid bestaat, die we kunnen controleren, waarover we het eens kunnen zijn. Zo'n waarheid is een illusie, blijkt ook maar weer eens uit En we noemen hem. We leven in verhalen en zelfs tegen beter weten in. We hebben de troost van verhalen nodig. Door de ordelijkheid ervan kunnen we de illusie in stand houden dat we overzicht hebben over ons leven en wellicht zelfs over het leven.

Er staat geen 'roman' op het titelblad van En we noemen hem. Er zijn argumenten voor de bewering dat het boek dat ook niet is: het is immers in hoge mate gebaseerd op de werkelijkheid. Maar net als bij Bregje Bleeker worden we wel een verhaal in gezogen en daarmee is het voor de lezer wel een roman. Nu ik dit typ, bekruipt me de gedachte dat in deze redenering bijna alles een roman is. Dat moet dan maar.

Lezen - dit boek! En we noemen hem is een luchtig boek dat tegelijkertijd ernstig is. Een onweerstaanbare combinatie.

En we noemen hem is uitgegeven door Das Mag.

dinsdag 8 augustus 2017

Bella (Joost Vandecasteele/Jeroen Los)


Vergeleken met de gemiddelde roman heeft Bella veel illustraties, vergeleken met een graphic novel heeft het veel tekst. Joost Vandecasteele (tekst) en Jeroen Los (tekeningen) hebben een soort mengvorm gemaakt. Dat betekent dat er passages zijn waar Bella aandoet als een geïllustreerde roman, in andere passages is Bella eerder een strip.

Vandecasteele heeft de ambitie om literatuur weer spannend te maken, lezen we achter op het boek. Daarom is het ook ontstaan als 'een luidop voor te lezen boek'. Dat is ook wel te merken. Het begin:
Ze...
Ze zeggen zoveel.
Ze zeggen dat we niks meer te zeggen hebben. Ze zeggen dat we geen grote verhalen meer vertellen.
Ze zeggen dat we in niks meer geloven. Ze zeggen dat anderen in het verkeerde geloven, maar vooral dat in niks geloven ongelooflijk klote is.
Ze zeggen dat het nog nooit zo slecht is geweest.
Ze zeggen dat we het nog nooit zo goed hebben gehad.
Ze zeggen dat de minderheid met te veel is.
Ze zeggen dat de meerderheid met te weinig is.
Ze zeggen dat we eindelijk in de toekomst leven maar dat vroeger beter was.
Achter gezien: op het moment zelf voelde vroeger even vreselijk.
Ik kan dat weten, want ik was erbij toen.
#ikhebdemillenniumbugoverleefd.
Ze zeggen dat de kiezer altijd gelijk heeft,
behalve als de kiezer hun ongelijk geeft.
Ze zeggen dat alles al gezegd is.
Maar ze zeggen zoveel.
Daarmee heeft Vandecasteele wel meteen een 'vertelstem' te pakken. In de tekeningen zien we een man (die uiterlijk op de schrijver lijkt) die als een vlogger deze tekst uitspreekt. Hij bevindt zich in een vervallen vertrek, met een stoel onder de deurkruk, zodat hij niet gestoord kan worden.

De toon is gezet in het begin: de verteller geeft weer wat 'ze' zeggen. Veel dingen zijn veranderd vergeleken met vroeger en het is niet goed nu. Hoe is dat zo gekomen? In Bella geeft Vandecasteele verschillende mogelijkheden. Een nieuw stukje begint steeds met 'Ze zeggen dat alles veranderde op een' en dan wordt er een dag van de week genoemd.

Het boek speelt zich af in een toekomst. Er zijn ruimtewezens geland op aarde; er loopt een superduper snelweg om de aarde, ter hoogte van de evenaar; oorlog wordt nog alleen door kinderen gevoerd. Tegelijkertijd speelt het in het nu. Stephen Hawking houdt bijvoorbeeld een lezing.

Het is duidelijk dat Bella bol staat van de satire, waarbij elementen uit onze samenleving worden uitvergroot. Met veel vertelplezier fantaseert Vandecasteele over de opwarming van de aarde, internetporno, de rol van vaders in een gezin; het gebruik van medicijnen; het rondlopen met een koptelefoon op.

Daartussendoor loopt Bella, een meisje dat zich in haar eentje moet zien te redden. Uiteindelijk blijkt zij (of liever: haar zoon) van beslissende invloed is geweest op de veranderingen die zich hebben voltrokken.

Bella was duidelijk nodig om een verhaallijn in het boek te krijgen, maar die verhaallijn is nogal dun. De verhaalloop aan het eind (Bella's zoon heeft een tijdsprong gemaakt, waardoor hij zowel in het nu als in de toekomst leeft) heeft veel weg van een noodgreep, een deus ex machina waardoor er een eind aan het verhaal kan komen.

Bella bevat fraaie passages, bijvoorbeeld over De Grote Twijfel. (Aangezien Bella, net als de gemiddelde strip geletterd is in kleine kapitalen, heb ik hoofdletters toegevoegd naar eigen goeddunken).
De Grote Twijfel is niet ontstaan omdat er er geen zekerheden in het leven waren, maar omdat alle feiten zo weinig voorstelden in vergelijking met alles wat we nog niet wisten, zodat vooruitgang steeds meer aanvoelde als steeds minder weten, en dat zou niet mogen. De immense twijfel werd een infectie en niemand wist nog hoe of wat. Mensen begroetten elkaar niet meer met 'Hallo', maar met 'Eeuhm'.
 Of de passage over het verdwijnen van de seks: 'Baby's werden gekweekt in labo's en alle fysieke seksuele onderdelen verdwenen.' Maar dan wordt er de dikste BMW ontwikkeld, ook al zegt de verteller dat ze zeggen dat dat toeval was. Het verband is intussen mooi gelegd.

Zo zijn er meer amusante of tot nadenken stemmende passages te noemen, maar het blijven losse passages. De onderdelen blijven iets toevalligs houden, het grote verband ontbreekt, er is geen dwingende lijn. Het levensverhaal van Bella is daarvoor te schriel. Dat is jammer en het zorgt ervoor dat ik Bella niet zonder reserve een goed boek noem. Maar op deelniveau heeft het aardig wat interessants.

De tekeningen van Jeroen Los zijn uitgevoerd met alleen blauw als steunkleur. In zijn tekeningen zijn invloeden te zien van onderling zeer verschillende tekenaars, zoals Charles Burns en Kim Duchateau. Veel gezichten zijn uitdrukkingsloos, maar dat past ook wel bij het verhaal. Ze vormen een fraai onderdeel van Bella.

Bellla is uitgegeven door uitgeverij Lebowski.
 Teaser

Door Joost Vandecasteele voorgelezen fragment over egoïsme 

maandag 7 augustus 2017

Oorlog en terpentijn (Stefan Hertmans)


Er is altijd meer te lezen dan waar er tijd voor is. De stapel 'nog te lezen' en het dito lijstje, ze groeien alleen maar. Van Stefan Hertmans stond Oorlog en terpentijn al een tijdje op dat lijstje. Soms helpt wachten. Indertijd stond ook Naar Merelbeke (1994) erop, maar de drang om het te lezen verkruimelde in de loop der jaren. Deze keer had ik daar het geduld niet voor.

Over Oorlog en terpentijn is waarschijnlijk niets nieuws meer te vertellen. Het gaat terug op de aantekenschriften van de grootvader van Hertmans. Hij vocht in de Grote Oorlog. En hij schilderde. Die twee zaken verklaren de titel. Aan de hand van de schriften, de herinneringen van de schrijver en anderen en nader onderzoekswerk reconstrueert Hertmans het leven van zijn grootvader. Daarmee schetst hij natuurlijk ook het beeld van een tijd.

Omdat grootvader een schilder is, spelen schilderijen een belangrijke rol. Hertmans heeft zich dan ook niet beperkt tot het woord, maar daarnaast heeft hij afbeeldingen opgenomen. Schilderijen van grootvader, foto's van vroeger, maar ook recentere (bijvoorbeeld van het strikje van opa). Ik weet niet hoe de oorspronkelijke druk eruit heeft gezien, maar in de goedkope uitgave die ik gelezen heb (drieëntwintigste druk) zijn de afbeeldingen erg klein gehouden. Eigenlijk vind ik ze te klein. Ik ben dan ook een kniesoor.

Hertmans heeft een uitstekend boek geschreven, waarvan ik erg genoten heb. Terwijl ik dit tik, twijfel ik. Kun je genieten van een boek waarin zoveel ellende voorkomt? De hardheid, de zinloosheid en de smerigheid van de oorlog komt niet vaak zo dichtbij als in dit boek. Ik denk dat ik alleen bij Montyn (1982) van Dirk Ayelt Kooiman indertijd eenzelfde ervaring had.

De oorlog vormt de tweede afdeling van het boek, zo'n honderd bladzijden, blijkt, nu ik het natel. In mijn herinnering is dit deel veel uitgebreider, wat iets zegt over de indruk die het gemaakt heeft. Dat komt wellicht ook door de vorm. Het verhaal van grootvader wordt direct in de hij-vorm verteld, waardoor je grootvader als een soort 'ik' beleeft en je je gemakkelijk met hem identificeert.

In de eerste en de derde afdeling is de schrijver zelf nadrukkelijk als verteller aanwezig, wat iets meer afstand tot de grootvader geeft.  Grootvader komt ook daar zelf aan het woord, in de citaten uit de schriften, die cursief zijn afgedrukt.

In het eerste deel lezen we bijvoorbeeld hoe grootvader beseft dat hij moet gaan schilderen. Dat zal niet letterlijk in de schriften hebben gestaan. Maar Hertmans weet het mooi in te vullen. Grootvader is zijn neef wezen bezoeken die op de gelatinefabriek werkt. Dat is geen frisse omgeving. Grootvader heeft bijvoorbeeld een berg koppen van dode dieren zien liggen. Hij moet eraan terugdenken tijdens zijn werk in de ijzergieterij.
Het wordt hem, terwijl hij in de loeiende vuurmond in de ijzergieterij staart en de spatten als vuurvliegen om hem heen dansen, langzaam duidelijk dat er met de schok van de afschuw voor die apocalyptische stapel rottend vlees vol dode blikken iets is wakker geworden dat aan hem trekt, dat zeer doet, dat een nieuwe ruimte in hem opent - dat er voor het eerst een verlangen in hem is ontstaan dat groter lijkt dan hij zelf is. Het is het verlangen om te tekenen en te schilderen, en op het ogenblik dat hij zich daarvan bewust wordt, juist als hij opnieuw zo'n zware lepel met ziedend ijzer in zijn handen klemt, is het alsof hij door zijn knieën knikt.
Hertmans schrikt niet terug voor grote gebaren, hij durft fors aan te zetten en meestal gaat dat ook nog goed. Die knikkende knieën zijn misschien net iets te dramatisch, maar ik heb het tijdens het lezen allemaal geslikt.

Mooi vond ik ook de beschrijving van hoe grootvader aan het eind van zijn leven eens per week door zijn dochter in bad werd gedaan:
Soms wou hij daarbij zijn oude borsalino ophouden, want hij had het gevoel dat het tochtte, altijd en overal tochtte, zelfs op warme en windstille dagen, alsof er kieren in het leven zelf gekomen waren (...)
Bij die laatste toevoeging heb ik meteen mijn potlood gegrepen om een streepje in de marge te zetten.

Ook bij de sterfscène gaat de schrijver voluit. Zijn verbeelding kan hier zo'n beetje alles invullen. Hertmans stelt zich voor hoe grootvader een laatste droom had:
In zijn droom is hij ergens verstrikt geraakt in een grote heester, een heel fijn vertakte, een haast wegwaaiende struik met doornen. Als aangeschoten wild is hij erin blijven hangen, de armen en benen gespreid als een opengespalkt dier aan een ladder, en is hij opgehouden met ademen.
Er staan prachtige passages in over de grootvader, over het schilderen, over de familie (bijvoorbeeld over de overgrootvader, die ook schilderde) en ook over de oorlog, voor zover je dat prachtig mag noemen.

De hele tijd door weet Hertmans bovendien het verhaal gaande te houden. We weten al dat grootvader de oorlog zal overleven en toch ben je als lezer bang dat hij omkomt. Aan het eind zit er ook nog een plot in. Dan pas komen we te weten hoe het nu zat met het huwelijk van grootvader en er duikt ook nog een schilderij op dat veel onthult. Knap in elkaar gezet. Goed gedaan.

Mocht er toch nog iemand zijn die Oorlog en terpentijn niet gelezen heeft: hij leze het.