maandag 27 januari 2014
Schooiers (Aan de deur 4)
Als er iemand aan de deur kwam om te vragen om een bord eten, noemden wij zo iemand volgens mij nooit een zwerver of een bedelaar, maar een schooier. Nu is 'schooier' een scheldwoord, maar zo ervoer ik het vroeger niet. Wij konden ook schooien om een koekje en ik heb ergens (maar waar?) gelezen dat een dominee aan een ouderling vroeg of hij wilde schooien, waarmee hij bedoelde dat de ouderling het gebed maar moest doen.
Mijn moeder heeft als kind in een huis gewoond dat later niet veel meer was dan een schuur. We gingen er met ons gezin eens kijken toen we toevallig in de buurt waren. Ik snapte wel dat het gebouw al lange tijd niet meer als woning werd gebruikt. Mijn zusje, die twee jaar jonger was, had er zo haar eigen gedachten bij: 'Mama, waarde gullie vroeger schooiers?'
Bij ons kwamen van tijd tot tijd schooiers aan de deur. Eentje herinner ik me nog levendig. Hij kwam 'tussen de middag', op de tijd dat wij de warme maaltijd nuttigden en vroeg dan om een bord eten. Hij moest dan altijd wachten tot wij klaar waren met eten en daarna kreeg hij het vlees dat over was, aardappels met jus, en groente - een bord vol. Voor de voordeur was een aardig hoge stoep. De schooier ging dan op die stoep zitten en at het bord leeg. Daarna kreeg hij een bord pap. Als het regende zat hij op de deel, of, zoals wij zeiden: op deel.
Ik neem aan dat er vaker schooiers kwamen, maar van deze ene, met zijn rubberlaarzen aan, heb ik nog een beeld, van anderen niet. Mijn moeder vertelde me onlangs dat deze schooier 'in een pensionaat' in Arnhem of Nijmegen woonde. Hij kwam, als ik het me goed herinner, verschillende keren per jaar.
Soms keken we bij de buren naar de belevenissen van Swiebertje, die natuurlijk ook een schooier was. Volgens mij legden we dat verband nooit. Ik denk dat we Swiebertje een landloper noemden, wat voor ons gevoel toch iets anders was dan de schooier die langs de deuren ging. Dat schooiers een bord eten kregen, vonden we normaal. Ook mijn ouders vonden het blijkbaar vanzelfsprekend: een schooier werd altijd vriendelijk te woord gestaan en aan tafel werd er verder niet over gesproken.
Mijn moeder vertelde dat er, toen zij kind was, ook mensen langs de deur kwamen die mondharmonica speelden en als beloning daarvoor 'iets' kregen. Ik weet niet of dat geld of voedsel was. De schooier die bij ons kwam, had als dank wel eens een liedje gezongen, vertelde ze. Dat herinner ik me niet.
Op het erf van onze boerderij (ik heb het nu over het huis waar wij vanaf 1969 woonden) stond een 'hoge schuur', op een bult, en een schuur waarvan het middelste deel aan de voorkant open was. Dat gedeelte noemden wij 'de loods'. Daar werden de trekker, de wagen en de auto gestald.
Er is een tijd geweest dat we met de auto gingen melken. Die auto was een Volkswagenbusje, met aan beide zijkanten een schuifdeur. Hij was van een kruidenier geweest. Auto's en fietsen waren bij ons nooit afgesloten. Op een ochtend, toen we zouden gaan melken, kwam er een zwerver achter uit het busje gekropen; hij had erin overnacht. We hebben er hartelijk om gelachen. Zonder iets te zeggen verdween de man.
Hoe meer ik nadenk over de 'schooiers' in mijn verleden, hoe meer het me verbaast met welke vanzelfsprekendheid ze er waren. Er werd niet op hen neergekeken, ze werden niet als bedreigend ervaren. Ze waren er gewoon. Medemensen, met wie je altijd maar kort te maken had.
Achter ons huis stond een hooiberg. Daar heb ik één keer in overnacht, waarschijnlijk naar het voorbeeld van Swiebertje. Ik schat dat ik een jaar of twaalf was. Ik had met mijn broertje afgesproken dat we gewoon naar bed zouden gaan, maar dat we op een onbewaakt moment naar beneden zouden sluipen en dan in de berg zouden zouden gaan slapen. Toen puntje bij paaltje kwam, krabbelde mijn broertje terug. Hij sliep toch liever in zijn bed.
Ik ging wel naar de hooiberg. Ik nam mijn kussen en een gestikte deken mee. Van twee rietmatten maakte ik een soort huisje op het hooi. Daarin ging ik slapen. Mijn moeder ging nog even alle kinderbedden langs voor ze ging slapen en zag dat mijn bed leeg was. Mijn broertje vertelde waar ik was. Moeder klom met een laddertje de hooiberg in en vond me. Daar werd ik wakker van. Ik mocht blijven liggen en ik heb de hele nacht in de hooiberg doorgebracht. Lekker geslapen had ik niet: de muggen hadden het de hele tijd op me voorzien, ondanks de bladeren van de notenboom die ik dicht bij me neer had gelegd. Een leven als schooier leek me maar niets.
Een prachtig verhaal. Goed dat je deze geschiedenis hebt opgeschreven.
BeantwoordenVerwijderen